de vuurman van Echt

Er werd al langer gefluisterd dat het er niet pluis was. Op de hei tussen Echt en Roosteren kon je maar beter wegblijven, zo heette het. Reizigers, handelaars, edellieden, boeren en andere buitenlui vertelden allemaal hetzelfde verhaal. Bij volle maan waren zij in het zompige moerasgebied oog in oog komen te staan met een vreselijke gedaante. Zo groot als een kalf, met bokkepoten, met ogen die vuur spuwden en oren waar rook uit kwam. Het duivelse gedrocht zorgde voor veel paniek en onrust in het anders zo vredige Echt. De vuurman, zoals de spookachtige verschijning al snel werd genoemd, hield het stadje angstvallig in zijn greep. Vooral wie het waagde om naar de 'vuurman' te fluiten, zou voor de eeuwigheid zijn verdoemd.

 

 


Hubert, een stoere boerenzoon uit Echt, geloofde niet zo in al die sprookjes. Als er al zoiets als een vuurman bestond, wilde hij die wel eens met eigen ogen zien. Op een avond trok hij de stoute schoenen aan om in zijn eentje een wandeling te maken over de nachtelijke hei. In het volle maanlicht kreeg elke boom wel iets spookachtigs. Maar de dappere Hubert kon je hiermee niet bang maken. Ook niet toen hij in de verte opeens twee felrode lichtjes zag opdoemen. Even later stond hij oog in oog met een rijzige gestalte. Half mens-half dier, zo leek het wel. 'Schhhhhtttttt', brieste het beest vervaarlijk, terwijl zijn ogen vuur spuwden en de stoom uit zijn oren kwam. Maar de broodnuchtere boerenzoon was nog steeds niet van zijn stuk te krijgen. Hij dacht in de vuurman een vermomde vriend te herkennen die een grap met hem wilde uithalen. "Tinus, ben jij het?", vroeg Hubert. De vuurman gaf geen antwoord, waarop Hubert zich uitgedaagd voelde om dan maar naar het gedrocht te fluiten. Dat zou de verschrikkelijke vuurman immers uit zijn tent moeten lokken. Met twee vingers tussen de tanden maakte Hubert een snerpend geluid.

 

Tot zijn ontsteltenis zag hij toen opeens dat de vuurman geen vermomming was, maar de duivel in eigen persoon! De hevig geschrokken Hubert rende zo hard als hij nog nooit had gerend, alsof de duivel hem op de hielen zat, en dat was ook zo! Hij raasde terug naar de boerderij waar hij nog net op tijd de voordeur achter zich dicht kon slaan. Maar de vuurman wist van geen ophouden en bleef met zijn bokkepoten de hele nacht op de voordeur bonken.

 

De volgende ochtend was de vuurman in geen velden of wegen meer te bekennen. Hubert wreef de slaap uit zijn ogen en hoopte vurig dat alles slechts een nare droom was geweest. Hij waagde het erop even een frisse neus te halen. Een vreemde brandlucht drong zijn neusgaten binnen. In de zwart geblakerde voordeur was het afdruksel van een gloeiende bokkepoot gebrand. Toen Hubert dit zag, versteende hij ter plekke van angst. De onfortuinlijke boerenzoon viel pardoes in grote stenen brokstukken uiteen. Van de verschrikkelijke vuurman is sindsdien nooit meer iets vernomen. Maar wie goed kijkt, kan ergens tussen Echt en Roosteren nog steeds een zielig hoopje stenen zien liggen.  

 

Commentaren: 0