lubbers

We schrijven februari 2012. Ik ben op het vliegveld van Madrid. Samen met twee vrienden ben ik op weg naar Mallorca voor een korte fietsvakantie. In Madrid, waar we een tussenstop hebben gemaakt, moeten wij urenlang wachten voor de vlucht naar het zonnige Balearen-eiland. Om de tijd te doden, kijk ik maar wat naar de mensen om mij heen. Een van de vrienden stoot mij aan: "Kijk, zie je die man daarginds met dat diplomatenkoffertje? Is dat niet Ruud Lubbers?"


De bewuste man staat met de rug naar ons toe gekeerd, toch herken ik in deze lange reiziger meteen de gewezen minister-president van Nederland. Hoe groot deze staatsman misschien ook geweest is, onwillekeurig komt het beeld in mij op van André van Duins 'Tuut, tuut, tuut, de groetjes van Ruud'. En o ja, was die Lubbers ook niet eens in opspraak geraakt omdat hij vrouwen weleens ongewenst in de billen kneep? Een typisch gevalletje 'Me Too' avant la lettre. Lubbers, die wordt vergezeld door wat ik aanneem een assistent of collega van hem, neemt plaats in de rij voor de gate voor de vlucht naar Mallorca. Hij kijkt wat achterdochtig om zich heen, alsof hij wil checken of hij door niemand wordt herkend. Zo te zien komen wij zo meteen in hetzelfde vliegtuig te zitten. Niet zo wereldschokkend natuurlijk, maar altijd leuk om op een verjaardagsfeestje te kunnen vertellen dat je ooit met Lubbers in hetzelfde vliegtuig hebt gezeten. Of nog beter: naast Lubbers, dat zou wat zijn!

 

Hoewel ik me een beetje een voyeur voel, houd ik bij het betreden van het vliegtuig de man met de eeuwige stoppelbaard en het kenmerkende spleetje tussen de voortanden in de gaten. Ik loop op enkele meters afstand achter hem aan. Schichtig kijkt hij om zich heen om dan zo ver mogelijk achter in het vliegtuig plaats te nemen. Als hij gaat zitten, kijkt hij een fractie van een seconde omhoog. Onze blikken kruisen elkaar. Lubbers voelt dat hij herkend wordt. Hij haalt meteen een stapel papieren uit zijn koffertje waarachter hij zijn gezicht kan verbergen. Gedurende de korte vlucht naar Mallorca staat Lubbers een paar keer op. Gewapend met zijn rapport onder de arm loopt hij rakelings langs mij naar zijn collega die een stuk vóór mij in het vliegtuig zit. Een van mijn fietsvrienden kan het niet laten om hem aan te spreken. "Niet te hard werken, hѐ?", roept hij duidelijk hoorbaar voor iedereen. Lubbers glimlacht ietwat verlegen en mompelt iets in de trant van "nee, nee…".

 

Het vliegtuig landt op Palma de Mallorca. Op weg naar de bagageband kijk ik achterom of ik Lubbers niet zie. Hij moet ergens vlak achter mij lopen. Dan zie ik hem plots verschijnen. Ik buk even en doe net alsof ik mijn schoenveters los zitten. Als ik mij weer opricht, zie ik Lubbers recht op mij af komen lopen. Wat zou hij hier op Mallorca eigenlijk komen doen? Zal ik hem dat gewoon vragen? Toch maar niet. Maar ik wil hem op z'n minst wel even aanspreken. Dit is mijn kans. Ik raap al mijn moed bijeen. "Dag meneer Lubbers, wat leuk om u eens in het echt te zien!", stamel ik. "Jaja, fantastisch, fantastisch…", is zijn nietszeggende antwoord. Alsof hij wil zeggen: ik heb wel wat beters te doen dan te kletsen met Nederlandse toeristen. Ik laat Lubbers voor wat ie is en wacht op mijn fietsvrienden. Samen lopen wij richting onze koffers. Daar heb je Lubbers en zijn metgezel weer. Hij kijkt achterom in onze richting, alsof hij ogen in zijn rug heeft. Hij voelt zich bespied en lijkt ons in de gaten te houden, maar wij zijn allang op zoek naar de taxi die ons naar ons hotel brengt. In de taxi hebben we het er nog even over. Wat zou zo'n man hier op Mallorca te zoeken hebben? We zullen het nooit weten. Niet dat dat ons ook maar iets kan schelen. Maar wat bij mij blijft hangen, is zijn achterdocht.

 

 

 



 

Commentaren: 0