theo de rooij

Wielrenners zijn heel aanraakbaar. Dat vind ik ook het mooie aan deze sport. Probeer iemand als Ronaldo of Messi maar eens een aai over de bol te geven, dat zal je niet zo gauw lukken. Maar Tom Dumoulin of Baukje Mollema een bemoedigend schouderklopje geven, is met een beetje goede wil doorgaans geen enkel probleem.

 

 Om je te verzekeren van de fysieke nabijheid van topwielrenners hoef je je alleen maar te begeven naar de start te gaan van een grote wielerkoers. Je een weg banend door de mensenmenigte bij de start van de Amstel Gold Race in Maastricht is de kans groot dat je zomaar Peter Sagan of Wout Poels tegen het lijf loopt. Natuurlijk, topsporters zijn ook maar gewone mensen. Maar als fervent wielerliefhebber krijg ik nog steeds een flinke scheut adrenaline van zo’n vluchtige ontmoeting. 

 

 Dat ik de vijftig inmiddels al lang ben gepasseerd, speelt daarbij geen rol. Wat dat betreft, voelt het zien van mijn wieleridolen nog steeds hetzelfde als vroeger. Zoals die keer dat ik met mijn vader mee mocht naar het na-Tourcriterium de Flits van Echt en ik voor het eerst in levenden lijve Gerrie Knetemann en Didi Thurau hun rondjes rond de kerk zag maken.

 

 Jaren later, toen ik elke dag twaalf kilometer op en neer naar de middelbare school fietste, zag ik op een dag op de terugweg in de verte een wielrenner naderen. Diep voorovergebogen over het stuur. Zonder helm, maar met een petje achterstevoren, zoals toentertijd gebruikelijk. Toen de wielrenner dichterbij kwam, herkende ik hem aan de blauwwitte outfit van Panasonic. Ik kon ik mijn ogen bijna niet geloven: het was ‘m echt, Theo de Rooij! Een euforisch gevoel maakte zich van mij meester. Ik had, zomaar in het wild, een echte profwielrenner gezien. Daar waar ik zojuist nog vermoeid was geweest van de lange schooldag en nog nauwelijks fut had om de trappers rond te krijgen, kwamen dankzij deze opbeurende ervaring opeens onvermoede energiereserves vrij waardoor ik in no time thuis was.

 

 Nadat ik op mijn zestiende een tweedehands Peugeot-racefiets had gekocht en daarop het Zuid-Limburgse heuvelland ging verkennen, kwam ik diezelfde Theo de Rooij – destijds woonachtig in Spaubeek – opnieuw tegen. Dit keer gekleed in de iconische rood-geel-zwarte outfit van TI-Raleigh, de befaamde wielerploeg van Peter Post. En met een machtige pedaaltred op de grote versnelling trainend achter een brommer. Ook dit keer ging er weer een stoot adrenaline door mijn lijf. Wauw, een renner van Peter Post!

 

 Die stille bewondering, dat op handen dragen van sporthelden, heb ik overigens van geen vreemden. Mijn veel te vroeg  overleden vader moet het ook hebben gehad. Want toen wij in het jaar 1987 eens samen naar de Profronde van Elsloo gingen en de winnaar na afloop van de huldiging in de mensenmassa vlak langs ons liep, riep mijn vader enthousiast: ‘Ik heb hem aangeraakt!’ En die hem, die winnaar – je raadt het al – was niemand minder dan Theo de Rooij.

 

 Zomer 2020. Met twee fietsvrienden ga ik nietsvermoedend kijken naar een talkshow van de regionale omroep L1. Tijdens de dagelijkse live-uitzending – een soort Limburgse versie van De Avondetappe – schuiven telkens enkele prominenten uit de wielerwereld aan om hun licht te laten schijnen over de die dag in de Tour de France verreden etappe.  We hebben geen idee wie er vandaag te gast zullen zijn. De binnenplaats van kasteel Limbricht vormt het sfeervolle decor van de uitzending. Meteen bij binnenkomst herken ik Bert van Marwijk. De grijsharige man naast hem kan ik niet meteen thuisbrengen. Maar als we onze plaatsen in het publiek hebben ingenomen, zie ik wie het is. ‘Kijk, daar heb je Theo de Rooij’, zeg ik tegen mijn twee kompanen. In Spaubeek woont de geboren Utrechtenaar al lang niet meer. Maar speciaal voor deze gelegenheid is hij nog eens afgezakt naar het diepe zuiden, om als achtvoudig deelnemer aan de Tour en voormalig manager van de Raboploeg zijn deskundig commentaar te geven.

 Meteen na afloop van de uitzending maak ik van de gelegenheid gebruik om Theo even aan te spreken. En hem te vertellen over vroeger, hoezeer het toen indruk op mij maakte dat ik hem zomaar 'in het wild’ tegenkwam. Theo vindt mijn verhaal allerminst vreemd, integendeel: ‘Weet je dat ik vroeger als jongetje precies hetzelfde had? Ook ik vond het altijd geweldig als ik een bekende wielrenner tegenkwam’, zegt hij.  Een geruststellende mededeling, en dat uitgerekend uit de mond van Theo de Rooij. Want kennelijk ben ik met mijn nogal blinde adoratie voor topsporters in het algemeen en wielrenners in het bijzonder toch niet zo’n buitenbeentje als ik zelf altijd dacht. De scheut adrenaline blijft dit keer achterwege, maar ik ga wel nog met Theo op de foto. Vanwege corona op gepaste afstand, maar toch aanraakbaar als nooit tevoren.